Welkom » Overdenkingen » ‘Weet u bemind’ door ds. Matthy Bijleveld op 4 maart 2018

‘Weet u bemind’ door ds. Matthy Bijleveld op 4 maart 2018

Inleiding:
Als ik jullie/u vraag waar het verhaal van de reiniging van de tempel over gaat?
Wat zou je dan voor de vuist weg antwoorden?  Gewoon wat zo in je op komt?
….’dat geld verdienen niet het belangrijkste is in het leven.’
….’dat Jezus weet wat er allemaal in een mens omgaat.’
Hij kent z’n pappenheimers  (Zie Joh. 2, 24 & 25)

Het is nog helemaal zo eenvoudig niet om dit zo voor de vuist weg te zeggen.
Toch laten de spontane antwoorden zien, dat je dit bekende bijbelverhaal, van verschillende kanten kunt bekijken. Er zijn meerdere invalshoeken mogelijk.
Dat is het kenmerk van een goed verhaal:  je kunt het in iedere tijd op een nieuwe manier interpreteren.
Dat maakt ook dit bijbelverhaal tot een ‘klassieker’.

Ik wil u vanmorgen 2 invalshoeken voorleggen. Ook betrek ik de naam van deze zondag, zondag ‘Oculi’, wat ogen betekent, bij deze beide invalshoeken:
1. In de eerste plaats laat het verhaal ons de boosheid van Jezus zien.
2. in de tweede plaats toont het ons dat Jezus niet accepteert dat de handel of de economie alle plaatsen      van menselijk leven beheerst. Op een heilige plek, zoals de tempel, hoort zij niet thuis.
3. Deze 3e zondag van de 40 dagentijd heet dus zondag ‘Oculi’, naar vers 15 van Psalm 25: waar staat: ‘Ik houd mijn oog gericht op de Heer, hij bevrijdt mijn voeten uit het net.’ In de berijmde versie heet het: ‘Steeds weer zoeken mijn ogen naar u’
Het gaat vanmorgen ook over ogen en wat die zien.
Mijn oog zoekt naar God in mijn nood.
De ogen van Jezus zien een misstand en hij laat hij het daar niet bij zitten.

Veel christenen hebben moeite met boos zijn. Omdat het in het geloof vaak gaat om de liefde. Zo is er het dubbelgebod van de liefde:  ‘Heb je Heer, uw God, lief boven alles en de naaste als jezelf.’
En in de Tien geboden is het gebod: ‘Eert uw vader en moeder’ heel bekend en ook vaak ingezet als machtsmiddel van ouders om via het geloof hun gelijk te halen.
Een belangrijke vraag is: ‘Hoe verhoudt de liefde zich verhoudt tot een lastige emotie als boosheid en woede?’ Passen die twee dingen bij elkaar?

Voor Jezus gaan die dingen heel goed samen. Hij is juist boos omdat handelaren in groot en kleinvee en geldwisselaars van de tempel, het huis van zijn vader, een marktplaats maken. Hij heeft zijn vader lief en ook het huis van zijn vader, omdat hij lief heeft is hij boos. Van de handelaren tonen voor deze plaats van gebed, geen respect.
Voor hen is er niets heiliger dan de handel en de economie. Dat daarmee de tempel, als plaats van ontmoeting met het heilige geschonden wordt, doet hen blijkbaar niets.
Dat is wat Jezus boos maakt. De handel en de economie zijn nodig voor de mens om te leven. Maar de economie staat niet boven alles verheven. De economie moet haar plek kennen. In een godshuis wordt geen handel gedreven. Het is een plaats voor ontmoeting met God. Met het heilige, het is een vrijplaats waar de markt niet welkom is.
In onze wereld lijkt er niets boven de economie, niets boven het kapitaal te gaan. Jezus maakt in dit verhaal duidelijk dat er plekken zijn die heiliger zijn dan geld en handel. Godshuizen zijn vrijplaatsen, het zijn plaatsen waar een mens vrij is. Hier heerst een andere sfeer dan de dollartekens, hier gaat het niet over euro’s.
Om zijn boosheid te tonen maakt Jezus van touwtjes een gesel en jaagt de handelaren de tempel uit. Hij veegt de vloer met hen aan en maakt de ruimte weer tot een heilige ruimte.

Dit verhaal van de tempelreiniging toont ons dat er niets mis is met boosheid. Maar wel dat boosheid begrenzing nodig heeft. Dat is anders dan de grenzeloze boosheid waar iedereen tegenwoordig last van heen.
Als we onze boosheid onder het tapijt vegen raken we onze levenskracht kwijt. Mensen worden zelfs depressief als ze hun boosheid inslikken. Er komt dan als het ware een deken over hun lastige gevoelens die hen handelingsonbekwaam maken. Als je van jezelf niet boos mag zijn raak je vleugellam, je raakt geestelijk als het ware verlamd.
Het is wel begrijpelijk dat we boosheid een lastige emotie vinden. Je kunt schrikken van de heftige uitingen die met boosheid gepaard kunnen gaan. Mensen die boos zijn zeggen soms dingen die ze niet zo hebben bedoeld. Maar als je beide boos bent zeg je beide dingen die je niet zo hebt gemeend. Daar kun je bij elkaar op terugkomen. In het heetst van de strijd gebeurt dat nu eenmaal.
Als je er op terug kunt komen dan heb je elkaar de waarheid gezegd, er is duidelijkheid. Er is ook levendigheid.
Je kunt elkaar naderhand zeggen dat je het zo fel niet had bedoeld. En dat zegt de ander dan ook tegen jou en dan is de lucht weer geklaard. Er is geen spanning meer. Als je je nooit echt uitspreekt, maar alles binnenhoudt of inslikt ontstaat er spanning tussen mensen. Daar hebben we allemaal ervaring mee.
Boosheid kan gepaard gaan met heftigheid, maar de duidelijkheid die ze schept maakt dat de verhoudingen verbeteren. De gesprekspartners weten van elkaar waar ze staan en waar ze van op aan kunnen.

Sinds de doop van Jezus in de Jordaan wist hij zich bemind. Door die duif en de stem uit de hemel.
Tijdens zijn optreden toont hij zich een beminnelijk mens.
Het is mooi dat er een verhaal is van Jezus waarin hij echt boos is. Dat relativeert het beeld van de zoet zalvende man zoals hij vaak wordt afgebeeld. Jezus is een mens van vlees en bloed en daar hoort boos zijn bij.
Bovendien als je je boosheid kunt tonen op het moment dat je het werkelijk bent wordt er geen spanning opgebouwd. Door het te uiten verdwijnt de spanning.
En blijft een mens in zijn kracht. Misschien kon hij makkelijk zijn boosheid uiten omdat hij zich bemind wist…

Jezus wordt hier niet zomaar boos. Hij wordt boos om een zaak die hem na aan het hart ligt. Voor hem is het huis van God heiliger dan de economie. Dat maakt hij goed duidelijk.
Het is denk ik goed dat een samenleving plekken kent die boven handel, economie en kapitaal staan.
Anders slokt het marktdenken alles van waarde op. Dat doet ze toch al.
Jezus stelt daar hier paal en perk aan. En in zijn voetspoor is het belangrijk dat wij heilige plekken heilig houden; dat wil zeggen; apart gezet van de rest.
Voor ons zijn kerken, kathedralen heilige plekken.
Ook de wereld van de kunst is net als religie een ruimte voor verbeelding.
Deze plekken moeten we beschermen.
Dat zijn plekken waar de almacht van het geld niet de toon zet.
Een kerk is van oudsher een vrijplaats.
Een mens op de vlucht die asiel zocht omdat zijn leven gevaar liep was daar veilig.
Onze samenleving heeft behoefte aan vrijplaatsen.
Anders gaan we ten onder aan de macht van het geld, de macht van de economie.
Je ziet het in onze tijd aan de macht die aandeelhouders hebben. Je ziet het aan mensen die heel hun kapitaal omzetten in bitcoins. Bitcoins met een t.
Als dat nu eens ‘bidcoins’ met een d zouden zijn dan zou Jezus misschien tevreden zijn…
(Grapje van een collega predikant)

Jezus’ ogen staan fel. De hartstocht voor Gods’ huis heeft hem te pakken, om het met de woorden van psalm 69, 10 te zeggen. Dat gebeurt als je gedreven wordt door heilig vuur. De evangelist Johannes plaatst het verhaal van ‘de tempelreiniging’ tussen de bruiloft te Kana en het gesprek met Nikodemus.
De evangelist stelt zijn Evangelie heel zorgvuldig samen. Het zijn de begindagen van Jezus’ optreden. Zijn leerlingen kennen hem nog niet zolang, ze moeten hem nog leren vertrouwen. Moeten nog ontdekken waar het hun nieuwe rabbi om te doen is. De Judeeërs in de tempel vragen Jezus naar de legitimiteit van zijn optreden: ‘Met welk teken kunt u bewijzen dat u ons zomaar uit de tempel mag verwijderen?’ vragen ze hem. De evangelist Johannes is een wat raadselachtige bijbelschrijver. Hij spreekt vaak met symboliek Daar gaat het mis tussen Jezus en de Judeeërs. Johannes schrijft in symbool taal, hij laat Jezus ook zo tegen de omstanders spreken. Hij zegt: “Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ Maar zijn toehoorders nemen zijn woorden letterlijk en zeggen: “Hoe zou dat kunnen?
Deze tempel is in 46 jaar gebouwd?” Johannes schrijft dan: “Maar hij (Jezus) sprak over de tempel van zijn lichaam.
En schrijft ook alvast dat zijn leerlingen zich dit verhaal na de dood van Jezus herinnerden.

Deze derde zondag in de vastentijd op weg naar Pasen heet dus zondag  ‘Oculi’ of ‘ogen zondag’. ‘Ik houd mijn oog gericht op de Heer, hij bevrijdt mijn voeten uit het net.’ (Ps.25)
In de kerk, heilige vrijplaats voor gebed, houden we onze ogen op God gericht. In onze nood bidden we om Gods’ aanwezigheid. Hopen we op Gods’ bevrijding. Verlangen we naar Gods’ mededogen en ontferming. Op een ander moment zullen onze ogen fel zijn. Omdat er dingen gebeuren die niet kunnen.
Kijken we dan weg of spreken wij ons door Jezus geïnspireerd uit? Dat zal moeten blijken.
Jezus ging ons voor. In zijn bewogenheid om mensen.
In zijn boosheid over een alles overheersende economie.
Juist een mens die zich bemind weet durft grenzen te stellen en daarmee duidelijkheid te scheppen.
Weet u bemind! Je bent bemind. Amen.