‘Ruimte in de Ziel’ door ds. Matthy Bijleveld in de oecumenische viering in De Regenboog op 26 januari 2020
Beste mensen ,
Het is bijzonder dat we vanmorgen met drie verschillende kerken bij elkaar zijn.
In deze week van de eenheid van christenen.
We hebben veel mooie en goede woorden gehoord. Zowel uit het Evangelie van Mattheüs en ook uit een brief van Paulus aan de Romeinen.
Mattheüs zegt: ‘Ga op weg en verkondig het Koninkrijk van de hemel.’
Wij zijn allemaal lid van dat koninkrijk.
Weten we wat het inhoudt om van dat koninkrijk lid te zijn? Matteüs zegt: ‘ in dat Koninkrijk,
zorg je goed voor elkaar.’ Nu, zult u misschien denken: ‘Ja, dat is de bedoeling, maar hoe gaat dat ook echt gebeuren?’
Toen ik afgelopen week in mijn andere werk op Psychiatrie in het ziekenhuis in Groningen aan de mensen van de gespreksgroep vroeg:
‘Wat waardeert u in een ander mens?’ Zeiden ze allemaal: ‘Oprechtheid, dat iemand echt luistert. Dat iemand even de tijd neemt en een beetje behulpzaam is.’
Wat zij duidelijk maken is dat ze goed voelen wat het verschil is tussen iemand die snel even
zijn of haar plicht vervult en iemand die er voor gaat zitten om even te luisteren.
Zodat ze zich werkelijk gezien voelen…
In het Mattheüs Evangelie staat: ‘genees zieken, wek doden op, maak mensen rein en drijf het kwaad uit.’ Dat gaat om zorg hebben voor elkaar in veel verschillende situaties.
Maar ook: ‘heb je een gift of een geschenk gekregen wees dan ook bereid om zelf iets weg te geven.’
Geven en ontvangen. Het hoort bij elkaar. Het hoort in evenwicht te zijn.
Je kunt een ander niet zomaar iets geven.
Dat leerden wij, jaren geleden van Aziatische zeelieden, toen we werkten in een Zeemansclub op Curaçao. Namens de kerken runden wij een plek waar zeelieden zich even konden ontspannen en in contact konden komen met ons en ook met de vrijwilligers van het Zeemanshuis. (Die namen ook vaak hun kinderen mee, zodat de zeevarenden even in een huiselijke sfeer kwamen, omdat ze vaak maanden achtereen op zee waren.)
We hoefden geen winst te maken, waren dus niet duur. Maar deze Aziatische mensen maakten ons duidelijk dat we in een scheve verhouding tot elkaar kwamen te staan als wij hen zomaar dingen gaven. Daar wilden ze voor betalen. Als je iets van een vreemde krijgt dan is de balans weg in de verhouding.
Dan sta je in het krijt bij de ander en krijgt ie macht over je. Dat kan niet. Kunnen ontvangen is een kunst. En royaal kunnen zijn is dat ook. Maar het moet ook kloppen. In balans zijn.
Geven en ontvangen gaat over en weer. Zoals dat ook het geval is in vriendschap.
Het kan niet zo zijn dat de een alleen maar geeft en de ander alleen maar ontvangt.
Nee, het gaat om kunnen geven én ontvangen. ‘Heb je een geschenk ontvangen?
Geef dan ook zelf een geschenk weg.’
En dan nu de brief aan de Romeinen…
Daar staan dingen in die prachtig klinken. Die óók gaan over het koninkrijk van de hemel.
Over het rijk waarover Jezus is komen vertellen tijdens zijn leven. En waarvan Paulus alleen maar via via heeft gehoord.
En toch is het Paulus geweest die een grote bijdrage heeft geleverd aan het verspreiden van de boodschap.
Het klinkt prachtig wat hij schrijft. U hebt het net kunnen horen.
Het begint misschien direct met heel nobele zaken maar ook heel moeilijk om te doen:
‘Jaag de liefde voor vreemdelingen na,’ staat er in de Naardense Bijbelvertaling.
En in de Nieuwe Bijbelvertaling staat: ‘Wees gastvrij!’
Dan doet hij er nog een schep bovenop en zegt: ‘Zegent wie u vervolgen, zegent en vervloek niet.’
Dat is bóvenmenselijk!, denkt u misschien. Dat denk ik ook!
In deze tijd opnieuw zo actueel. 75 jaar na de bevrijding van Auschwitz.
We zien en lezen in de kranten over de restauratie van de barakken daar.
Opdat wij nooit deze barbaarse en onmenselijke praktijken die mensen andere mensen hebben aangedaan zullen vergeten.
Dan denk je: ‘Hoe moeten deze woorden van Paulus in de oren klinken
van de laatste overlevenden van de Holocaust of in de oren van hun kinderen en kleinkinderen? ‘Zegent wie u vervolgen. Zegent, en vervloek niet.’ …Het is onmogelijk.
Vervolgens komt er iets wat dichter bij onszelf staat: ‘Weest eensgezind tegenover elkaar.’ Nu, ja, wat zullen we daar van zeggen?
Wij zitten hier vanmorgen als christenen van verschillende kerken uit één dorp bij elkaar.
Maar we weten ook van onszelf en van elkaar dat dat niet zo vanzelf spreekt.
De meesten van ons zitten toch liever in de eigen kerk…
Als het niet eens zo eenvoudig is om als christenen eensgezind te zijn hoe moeten we dan liefde najagen voor vreemdelingen?
Zo gaat Paulus nog even door. Het klinkt allemaal mooi en heel aardig: ‘Weest blij met wie zich verblijdt,
heb verdriet met wie verdriet heeft.’ ‘Weest niet hoogmoedig maar zet u zelf aan tot bescheidenheid.’
En hij vat dit alles samen in de prachtige zin: ‘Vergeld geen kwaad met kwaad, maar probeer voor alle mensen het goede te doen. Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.’
Vraagt Paulus niet van christenen dat ze supermensen zijn?
Wij kennen ons zelf. Als we oprecht zijn en bij onszelf naar binnen kijken wie kan dan zeggen dat hij of zij:
-Af en toe of misschien wel heel vaak moeite heeft met vreemdelingen?
-Lukt het ons om gastvrij te zijn?
-Vinden we ontvangen niet fijner dan zelf royaal zijn?
-In hoeverre slagen we erin om blij te zijn met wie blij is en om samen verdriet te voelen met wie verdrietig is?
Volgens mij is Paulus vergeten om ons een gebruiksaanwijzing mee te geven bij al deze mooie dingen die hij van een christen vraagt. Dingen die volgens hem en ook volgens Jezus bij het geloof in het Koninkrijk van de hemel horen. Bij ons geloof, dus. En over die gebruiksaanwijzing wil ik het nu nog graag even met u hebben. Die gebruiksaanwijzing heeft een naam en heet: ‘Ruimte in de ziel.’
Wil je kunnen geven én ontvangen dan moet je daarvoor eerst ruimte in je ziel maken.
De mensen van de Ouderen gespreksgroep op Psychiatrie hebben er een goede antenne voor.
Als iemand echt is en oprecht dan voel je dat zo iemand ruimte voor je heeft. Zo iemand heeft een bepaalde rust bij zich. Is niet gehaast. Heeft tijd. Gaat even rustig bij je zitten en vraagt:
‘Wat heb jij nodig?’ ‘Wat is prettig voor u in uw situatie?’ Die vult niet voor jou in. Geeft je geen advies.
‘Zeg, het maar waar je bij geholpen wilt worden?’ Soms is dat een klusje dat iemand zelf niet meer kan.
Soms is het of je even bij hem of haar komt zitten praten.
Dat je daar ruimte voor hebt. Niet snel weer verder moet, omdat de plicht is verricht…
In mijn werk als geestelijk verzorger en dominee moet ik ’s ochtends voor ik de deur uit ga
innerlijke ruimte maken voor mijn werk. Het gedoe dat in mij is moet tot bedaren komen.
Moet uitgewoed zijn voor ik op stap ga. Als ik die innerlijke ruimte niet heb gemaakt kan ik niet oprecht vragen naar het verhaal van de degene die ik ga bezoeken.
Ik maak ruimte in mijzelf voor de emoties van degene die ik bezoek. Dan moet er niet teveel gedoe van mij zelf in de weg zitten.
Bidden, mediteren, de weg naar binnengaan en kijken en luisteren naar wat zich in de eigen ziel afspeelt
zijn manieren om aandacht te geven aan wat om aandacht vraagt.
-Soms is dat woede.
-Soms is eenzaamheid.
-Een andere keer zit angst in de weg.
Als de storm van alle eigen emoties tot bedaren komt ontstaat er ruimte. Ruimte ook voor de ontmoeting met de ander. Met God in onszelf.
En ook ruimte voor de ontmoeting met andere mensen.
Kunnen we belangstelling voor de ander op brengen?
Aandacht geven aan de vreugde die er is of aan gemis waar de ander onder lijdt? …
Elkaar ontmoeten is geven en ontvangen. Dit lukt niet altijd even goed.
Soms zijn we opgejaagd en gehaast. Maar als we zorg besteden aan onze eigen ziel en aan wat daarin aan de hand is en dat verzorgen door er rustig en zonder oordeel naar te kijken gaan we merken dat het contact met andere mensen bevredigender verloopt.
De ene mens voelt zich goed bij mediteren. Dan ander denkt na over wat hij in zijn ziel aantreft. Een derde legt alle overwegingen van haar hart in gebed bij God.
‘Zie mij’, is de titel van de fototentoonstelling die vorige week vrijdag in het Kloostermuseum
is geopend. Wie wil nu niet gezien worden? Gezien worden en jezelf laten zien.
Dat hoort bij elkaar. ‘Zie mij’, raakt voor mij aan: ‘Zie de mens.’
Zien wij elkaar? Zien wij elkaar als door God geliefde mensen?
Zie ik mezelf als door God geliefd? Een mens die het waard is om te worden gehoord?
Zulke aandacht verdienen we allemaal. Kunnen we elkaar zulke aandacht schenken?
Ooit ontmoette ik in mijn werk een vrouw die vond dat zij nergens voor deugde.
Een innerlijke stemmetje zei voortdurend: ‘Jij doet alles fout.’
En toen iemand op een dag tegen haar zei: ‘Jij, bent een geliefd mens.’ Ik vind jou een lief mens. Raakte dit haar erg. Ze kon het niet geloven. U moet weten dat ze werd geboren uit incest. Dat is een taboe. Dan denk je al gauw: ‘Ik ben een taboe, ik mag er niet zijn.’
Maar in het Koninkrijk van de hemel gaat zij voor op. Daar is zij de eerste die door God is gezien en geliefd.
Misschien is de gebruiksaanwijzing van de weg naar binnen, waardoor wij ruimte maken in onze ziel,
-innerlijke ruimte-, zodat we elkaar op een echte manier ontmoeten, ons behulpzaam bij de mooie woorden waartoe de apostel Paulus ons toe roept.
Want ergens voelen we wel aan, dat het waar is wat hij zegt: ‘Overwin het kwade door het goede!’
Daarmee komen we verder in ons persoonlijk leven en ons leven met elkaar.
Ook in Ter Apel. Ook in Nederland als samenleving, ook in onze wereld.
We komen vooral ook naar de kerk om ruimte te maken in onze ziel. Amen.