Overweging op ‘Drie Koningen’ door ds. Matthy Bijleveld op 6 januari 2019
In de liturgie staat een lang gedicht. Vaak werken we in de kerk, in de liturgie, in de kerkkrant met gedichten. Soms zijn ze heel goed begrijpelijk en rijmen ze mooi, zodat je ze ook kunt zingen. Maar soms zijn ze een beetje vaag of zelfs ook onbegrijpelijk. Zo zijn gedichten. Zo is poëzie, of zoals je als kind zei: ‘mijn Poesiealbum’.
Wie heeft haar poesiealbum nog? Wie wil er eens wat meebrengen…
Of misschien is het leuk om een voorleesavond te organiseren, waarin iedereen iets voorleest.
Of zo wie zo een gedichtenavond.
Wat een gedicht probeert te zeggen is iets wat je eigenlijk niet met woorden kunt vatten.
Het beste is om gewoon te zeggen wat je bedoelt, maar als dat niet lukt en je wilt het van speciale kracht voorzien gebruik je een gedicht. Elk gedicht is in principe goed. Het is iets persoonlijks.
Er is wel eens gezegd: heel de bijbel is eigenlijk poëzie. En zo is het ook.
Het zijn allemaal teksten over dat waar een mens maar nauwelijks woorden voor heeft.
En daarom vaak juist heel veel woorden gebruikt. Daarom is de bijbel een heel dik boek en worden er zondag op zondag in de preek nog heel veel woorden aan toegevoegd.
Het gedicht in de liturgie is feitelijk eenvoudig. Het laat je meevoelen met de 3 koningen die op reis gaan.
Hoe dat moet zijn geweest. In een dergelijk landschap. Het fascinerende landschap van het Midden Oosten. Ik kijk graag naar mooie culturele reisprogramma’s. Nu is er ook weer een hele mooie, die van de komische Engelse actrice Joanna Lumley. Zij gaat vanaf Venetië de zijderoute langs, dwars door het Oosten naar China. Prachtig wat een schoonheid van cultuur en natuur. Wat hebben mensen mooie dingen gemaakt. Zijde en brokaat. Het programma is heel grappig gebracht.
De drie koningen waren bezitters van deze schoonheid. Ze ondernamen een verre reis vanwege hun perspectief op de sterrenhemel. Ze probeerden het heelal te begrijpen en te duiden.
Dat wil zeggen: zij stonden open voor de vraag: ‘Wat heeft dit alles ons te zeggen?’
Dat is een belangrijke vraag. Met de nadruk ligt op het woordje ‘Alles’…Dit woord verbindt ons met God.
Want God is ons woord voor het geheim daarachter. Het geheim van ‘Alles’.
Wij maken het ons vaak te gemakkelijk. We beperken onze mening tot dat wat ons toevallig goed uitkomt. De rest vergeten we graag.
We kunnen onze blik beperken tot Ter Apel, Sellingen, Westerwolde. Tot onze kleine club mensen.
Maar dat is niet de bedoeling en bovendien is het niet goed voor onszelf. We raken opgesloten en bang en uit angst gaan we oordelen en ons verschansen.
De 3 koningen waren de wetenschappers van hun tijd. Met hun methoden kwamen ze toch uit bij het kind. ‘Hoe is de stand van onze wetenschap?’ Die is heel bijzonder Wat wij allemaal niet kunnen.
Dat is prachtig. Maar komt onze wetenschap uit bij kind van Bethlehem? Dat is de vraag.
Staat de wetenschap in dienst van menselijke waardigheid en het geheim van de schepping?
Wij zeggen nu: wetenschap gaat over feiten, maar niet over goed en kwaad. En daar willen we graag iets over weten. Over goed en kwaad. Daar heb je geloof en filosofie voor nodig.
De 3 koningen zijn machtigen uit hun tijd. In welke dienst staat de macht van onze overheid in onze tijd?
In dienst van het kind van Bethlehem?
Vandaag is het 6 januari, 3 koningen. De Koptische kerk viert elk jaar op 7 januari kerst.
Morgen en overmorgen is het Orthodoxe kerstfeest. In Rusland en Griekenland viert men dan Kerst.
Dat brengt ons nog even terug bij de avond met vader Jewsewy, die ons de kern van de boodschap van het orthodoxe Christendom uitlegde. Heel gewoon, het aanvaarden van het allesoverheersende belang van de boodschap van de komst van God in de wereld, namelijk als mens.
Voor ons als protestanten is dat hetzelfde, alleen zullen wij juist het menselijke nadruk geven
en niet alleen het goddelijke. Het is belangrijk dat we begrijpen hoe belangrijk dit verhaal is.
De laatste zin van het gedicht is schokkend. Dat is ook de bedoeling. De koningen hebben het in al hun wijsheid, rijkdom en macht begrepen: de wereld zoals hij nu is, de orde daarin, deugt niet.
Dat geldt voor ons ook. Onze wereld is ook een wereld waarin kinderen op de vlucht zijn en geen plek hebben. Dat deugt niet. Er moeten dingen veranderen. De laatste regel in het gedicht zegt:
Na hun barre tocht hadden de koningen het begrepen. Hun conclusie was:
‘Wij doen niet langer mee aan de gekte van onze wereld’. Via een omweg gingen zij terug.
Eigenlijk is 3 koningen de werkelijke uitleg van het kerstverhaal.
Geen romantisch verhaal over een stal en zielige herders, maar een verhaal over rijke, machtige personen, die hun mening herzien. En anders gaan handelen. Dit is de werkelijke kern van de kerstboodschap.
De 3 koningen zijn royaal met hun geschenken voor het kind. Los van het feit wat deze geschenken allemaal betekenen is dit het thema van de dienst.
Want het gaat erom hoe onze uitwerking is van de boodschap van het kerstverhaal. En die is niet benepen en angstig. Dat mag niet en dat kan niet… Maar het gaat erom dat we royaal zijn.
In de betekenis van ruimhartig en koninklijk. Royaal willen delen van wat je hebt.
Royaal in het toestaan van andere meningen. Royaal in het uitdelen van schappelijkheid en vriendelijkheid. En royaal in toestaan van het maken van fouten.
Royaal tegenover jezelf als je soms te streng bent voor jezelf en te streng voor anderen.
Royaal in het uitdelen van genade.
Amen.
Gedicht ‘De reis van de drie koningen’-
T.S. Eliott, vertaling M. Nijhoff
Het was een koude tocht, en de slechtste tijd van het jaar
voor een reis, voor zulk een verre reis
De wegen modderig, het weer guur, de winter op zijn strengst.
De kamelen, die hun knieën ontvelden, hun hoeven bezeerden, werden onhandelbaar
en legden zich neer in de smeltende sneeuw.
Menigmaal dachten we met spijt terug
aan onze zomerpaleizen op bloeiende berghellingen,
aan meisjes, in zijde gehuld, die gekoelde wijn ronddienden.
Onze kameeldrijvers vloekten, tierden, weigerden dienst,
riepen om brandewijn en vrouwen.
Onze kampvuren wilden niet branden, onderdak was moeilijk te vinden,
de steden waren vijandig, de dorpen stug, de gehuchten smerig en verschrikkelijk duur:
het was een ellendige tocht.
Tenslotte reisden wij de gehele nacht door, sliepen zo nu en dan langs de wegkant
en hoorden gedurig in onze oren zingende stemmen, zeggend: jullie onderneming is waanzin.
Eindelijk, toen het licht werd, daalden we neer in een luw dal, vochtig, onder de sneeuwlijn, geurend naar groeizaamheid;
een beek snelde voort, een watermolen karnde het duister,
er waren drie bomen onder een bewolkte lucht,
en een oud wit paard galoppeerde door een weiland.
Wij kwamen bij een herberg met wijngaardranken boven de stoep. Zes handwerkslieden dobbelden bij de open deur om zilverlingen en zes voetknechten schopten lege wijnzakken over de vloer.
Maar niemand kon ons inlichtingen verschaffen,
en zo gingen we verder en bereikten des avonds,
geen uur te vroeg, de plaats van bestemming;
het was (dat mag ik wel zeggen) de moeite waard.
Dit alles is lang geleden, ik heb het onthouden
en zou het over willen doen, maar ik stel,
dit vooropgesteld, één vraag: was het doel dat ons dreef
geboorte of dood?
Wij waren getuigen van een geboorte. Zeker, daar is geen twijfel aan. Maar als ik vroeger geboorte of dood zag, dacht ik dat ze tegenstellingen waren.
Deze geboorte echter was een onverbiddelijk einde voor ons, een dood, onze dood. (namelijk:)
Wij keerden terug naar ons land, onze koninkrijken,
maar voelden ons niet meer thuis in de oude orde
tussen vreemde mensen die hun goden omklemmen.
Ik zal blij zijn als ik andermaal sterf.