Welkom » Overdenkingen » ‘Opnieuw beginnen’ door ds. Alice Bremmer op 17 juni 2018

‘Opnieuw beginnen’ door ds. Alice Bremmer op 17 juni 2018

Een tijdje terug liep ik in het mooie natuurgebied bij ons achter, de Kampina, een stiltewandeling. Georganiseerd door de prot gemeente van Den Bosch. Het thema was “opnieuw beginnen”. Een prachtig thema, dat me ook altijd erg aanspreekt. Ik vind de evangelische gedachte dat je altijd weer een nieuwe start kunt maken, ook al zit je nog zo diep zeg maar, altijd een heel troostrijke gedachte.

Tegelijkertijd bekroop me tijdens die wandeling ook meteen een ander gevoel. Want: opnieuw beginnen dat schept ook altijd verwachtingen. Soms heel hoge verwachtingen. Vaak heel hoge verwachtingen van jezelf. Wat doe je namelijk als het niet uitkomt? Met al je moed weer opnieuw begonnen – nu ga ik het écht goed doen, nu stop ik met roken, of met deuren slaan, of met schreeuwen tegen m’n kinderen, of met stressen op m’n werk. Nu ga ik lief zijn voor de mensheid, of iets bescheidener, lief zijn voor m’n lief, of nog zoiets verschrikkelijk moeilijks: lief zijn voor mezelf – en ik ga ook vaker op bezoek bij m’n buurman of m’n moeder ………..en dan hou je het niet vol. Of nog erger: weeeer niet vol. Weer bezweken. Weer mislukt. Het blijkt taaier dan je dacht, je oude zelf, je oude gewoontes. Het blijkt zo makkelijk niet te zijn – opnieuw beginnen. En zo ploeter je dan weer een beetje door.

Het heeft iets vermoeiends. Dat je telkens weer, iedere keer opnieuw, soms zelfs iedere dag opnieuw, bij jezelf denkt – of denkt te moeten denken: niet gelukt – weer niet gelukt – niet goed. Kon beter. Dat moet anders. Overnieuw. En weer overnieuw.  Zoals op school de juf je eindeloos het alfabet liet schrijven tot je ‘t perfect kon. Maar in het echte leven wordt het nooit perfect.

Bovendien – soms kan er goede reden zijn om helemaal niet opnieuw te wíllen beginnen. Omdat een nieuwe dag beginnen, een nieuwe tijd ingaan betekent dat je de oude tijd los moet laten. Toen was je nog samen. Had je hem nog. Of haar. Of was je nog gezond. Of je oude zelf. En een nieuw begin maken betekent dan onherroepelijk loslaten. En wie wil nou loslaten wat goed was. Waar je van hield. Of waar je op gebouwd bent. Ik had het er in mijn werk, in de ouderenzorg, ook over met de bewoners. Over opnieuw beginnen. “Ik begin niet meer aan iets nieuws, want het is voor mij voorbij” zei iemand. Het is alleen nog maar loslaten. En kwijtraken. Ik hou het dus bij het oude. Bij mijn herinneringen. De tijd met mijn man, mijn gezin, fietsen in de zon over de dijk. Terugkijken. Dat doe ik. En weet je – dat helpt me ook.“

Dus die woorden van Jesaja – denk niet aan wat vroeger gebeurd is – die gelden misschien niet altijd. Of niet in alles.

Later kwam het ook weer ter sprake bij een paar medewerkers. Er moet, zoals in elke organisatie, ook bij ons telkens weer vernieuwd worden. We hebben dit jaar weer een nieuwe missie met een nieuwe aanpak, met nieuwe scholingen en informatie – en pas spraken we daar met elkaar over en toen zei iemand: het lijkt net, doordat er dan wéér iets nieuws komt, alsof wat we hiervoor hebben gedaan eigenlijk niet goed was. Dat we niet goed voor de mensen gezorgd hebben. Of in ieder geval: dat het veeeel beter kan dan zoals we het altijd deden. En dat kan best zo zijn, maar niet altijd. Er gebeuren toch altijd goeie, mooie dingen. En het is de kunst om dat te blijven zien.”

Dat is het ook wat ik me afvraag bij die vissers van wie we vandaag horen dat ze alles achter zich laten. Was er dan niets goeds aan dat leven tot dan toe, daar aan het water – dat ze dat allemaal achter moeten laten? Was het niet genoeg, de liefde van hun vrouw, voor hun kinderen, of de zon zien ondergaan boven het meer? Moeten ze dat nu echt allemaal achter zich laten omdat ze – wat is het, opeens het licht hebben gezien?
Het verhaal van vandaag begint op het moment dat Simon, later Petrus, samen met z’n collega’s, net terug is van een nacht hard werken – want vissen deed je ’s nachts, dan haalde je de meeste vis binnen. Maar het was niks geworden. Ze hadden niks gevangen. Niet goed gedaan. Waardeloos. Wat zouden ze thuis wel niet zeggen. Zo lamlendig – een nacht hard werken en het heeft niks uitgehaald.
Wat een geploeter. Je wil het wel, en je probeert het ook, maar het lukt je niet. En je begint telkens weer, elke dag opnieuw gooi je je netten weer uit, het water in, wachten tot je wat vangt, maar nee. Leeg. En dan maak je je netten maar weer schoon. Ploeteren.

En dan komt Jezus na die nacht waarin alle inspanning voor niets was en zegt dat ze opnieuw hun netten uit moeten gooien, en nu in dieper water. En je hoort die vissers denken: die man is vast geen visser. Overdag het meer op in die hitte? Nee hoor we maken die netten verder schoon en gaan naar huis. Vanavond zien we wel weer verder.
En toch zeggen ze dat niet. Nee, Simon Petrus zegt: `de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen (je mag ook lezen: ontvangen). We hebben niets ontvangen, maar op uw Woord zal ik het net uitwerpen.` En dan doen ze het, en dan ontvangen ze. De netten stromen vol. Bijna scheurt het net en bijna zinkt de boot. Dus terwijl ze juist even stopten met dat nachtelijk geploeter vangen ze bijna meer dan ze aankunnen. Ze ontvangen. Overvloedig. Niet omdat ze er van alles voor doen. Maar zomaar. Kennelijk wilde er iemand hier opnieuw beginnen. En goed ook.

En dan zegt Petrus iets opmerkelijks: “Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.” Ga weg. Je voelt de weerstand bij Petrus. Niet doen, ga maar weg bij me met je overvloed – ik ben het niet waard, ik bak er niks van “ik ben een zondig mens”. Niets zo ongemakkelijk als een te groot cadeau. Te veel ontvangen. Dat hele net vol. Je denkt meteen: nu moet ik het ook waarmaken. Nu moet ik die vriendschap waard zijn. Of op z’n minst een even groot cadeau straks teruggeven.
Maar Jezus zegt: wees maar niet bang. Voortaan zul je mensen vangen. Of zo je wilt: ontvangen. En dan brengen ze de boten aan land en laten alles achter en volgen hem. Ze beginnen opnieuw.

Of – beginnen ze wel opnieuw? Of stoppen ze daar nu juist mee met dat telkens opnieuw beginnen? Dat geploeter van nog beter je best doen, nog sneller werken? En is dat misschien het nieuwe wat hier gebeurt – dat vissers zien dat ze niet meer elke dag opnieuw moeten ploeteren, maar mee mogen gaan om te ontvangen?

Dietrich Bonhoeffer, dominee, dichter en verzetsstrijder, die heeft het ergens over “de moorddadige wet steeds opnieuw te moeten beginnen. Dag aan dag wachten op het nieuwe begin, telkens denken dat men het gevonden heeft om het ’s avonds weer prijs te geven. Dat is de volkomen vernietiging van het geloof aan de God die eens een begin gemaakt heeft in zijn vergevend en vernieuwend woord (…)”

Het klinkt misschien wat zwaar en wat vroom misschien ook. Maar het maakt me toch oprecht blij als ik dit lees. We leggen ons telkens maar die wet op van van alles over doen en beter doen en opnieuw beginnen maar God heeft allang een begin gemaakt. En ik mag gewoon mee. Met God en ook met anderen. Want het is echt niet allemaal afhankelijk van mij, van mijn inspanningen daar op het water ’s nachts. Er zijn ook anderen. En die beginnen ook, en daar kan ik bij aansluiten.
Dus: wij mogen ons voegen in het nieuwe dat al begonnen is. En Bonhoeffer heeft het bij dat nieuwe dan over vergeving. Gods goedheid mag je ook zeggen. Of zijn liefde. Die is er allang. En hij wil alleen maar dat wij die ontvangen. Dat we zijn overvloed ontvangen. Zijn goedheid. En elkaar. Dat we vissers van mensen worden. Mensen-ontvangers.

Zo, niet als ingespannen gevende, ploeterende mensen, maar veel meer als ontvangende mensen – zo kun je kerk zijn, zo kun je mens zijn. Zo kun je ook vader en moeder zijn en collega en naaste – beseffen dat het niet allemaal afhankelijk is van jouw telkens weer alles proberen voor elkaar te krijgen. Want het is al begonnen. En er zijn anderen die ook meegaan en begonnen zijn. Mensen die je gegeven zijn. Die je mag ontvangen. Zo goed als je de tijd ontvangen hebt om te leven. En de wereld om je heen. Het is je allemaal gegund.

Het is vrijdagmorgen. Ik ben in Noorderkroon, en ik doe de viering. Het is lawaaierig. In het midden staat het biljart. Wie voor het eerst komt zal zeggen dat het er hier niet uit ziet, denk ik wel eens. Niks geen kerk, gewoon een zaaltje en een beetje een rommeltje. Maar voor ons is het het huis van de Levende, en het biljart is de Tafel van samen delen. En zoals wel vaker voel ik even: ik kom hier helemaal niet om iets te geven. Om zeg maar m’n best te doen voor anderen. Ik geef helemaal niet – ik ontvang.

En dat voelt als een bevrijding. Het is niet van mij afhankelijk. Ik hoef niet te presteren. Ik mag gewoon meegaan en meedoen. Ik mag ontvangen. Mensen. Brood en wijn. Een lied. Een licht. Iemand is iets met ons begonnen. Allang. En ik mag mee. Alle dagen van mijn leven.

Er is een gedicht, van Graham Kings, en daar moet ik erg aan denken bij het verhaal van vandaag, en dat gedicht gaat zo:

De Bidstoel

Ik trek mijn schoenen uit,
mijn ambities,
doe mijn horloge af,
mijn planning,
zet mijn bril af,
mijn visies,
leg mijn pen weg,
mijn werk,
leg mijn sleutels neer,
mijn zekerheid,
om alleen te zijn met jou,
de enige ware God.

Nadat ik met jou ben samen geweest
trek ik mijn schoenen aan
om te gaan in jouw spoor,
doe ik mijn horloge om
om te leven in jouw tijd,
zet ik mijn bril op
om te kijken naar jouw wereld,
steek ik mijn pen bij me
om jouw gedachten op te schrijven
pak ik mijn sleutels op
om jouw deur te openen.

Te gaan in jouw spoor, vrolijk, ontspannen en open naar elkaar.
Het is ons gegund, amen.